Gedragscode voor leden

Basisprincipes

Cardium indicum

Cardium indicum

De Nederlandse Malacologische Vereniging stelt zich ten doel de beoefening, bevordering en verbreiding van de malacologie, met al hetgeen daarmee samenhangt en verband houdt. Veldwerk is de basis van systematisch onderzoek aan mollusken, maar ook voor ecologie, biodiversiteit studies, ecologische basisstudies, milieueffect rapportage, enz. Het bestuderen van en het bewaren en beschermen van molluskenfaunas in het bijzonder en flora en fauna in het algemeen komen regelmatig met elkaar in conflict. Daarom heeft de ledenvergadering besloten een gedragscode op te stellen die als leidraad dient tijdens activiteiten van de vereniging als geheel en van individuele leden.

Doel

A1. Deze gedragscode is vooral bedoeld om de leden te helpen door ze een leidraad te geven over wat wel of niet acceptabel is, niet om hun handelen te beperken.

A2. De gedragscode dient ook om de bezorgdheid van de leden over de algemene achteruitgang van het milieu en in het bijzonder schade aan biotopen tot uitdrukking te brengen.

A3. Het wordt gehoopt dat de gedragscode de discussie over activiteiten en de invloed daarvan op het milieu zal stimuleren (zowel onder leden en tussen leden en de buitenwereld) alsook tot de uitwisseling van informatie over wat wettelijk wel of niet mag in verschillende landen.

Vorm

B1. De code zal kort en beknopt zijn (meer gedetailleerde verhandelingen en discussies over onderwerpen kunnen apart op vergaderingen worden besproken of in Spirula worden gevoerd).

B2. De gedragscode is een erecode, een raadgeving.

B3. In het huishoudelijk reglement zal worden vermeld dat er een gedragscode is en dat van leden verwacht wordt dat zij zich hier vrijwillig aan houden, zeker tijdens verenigingsactiviteiten.

B4. De gedragscode zal worden aangepast wanneer daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld vanwege veranderingen in ethiek of wetgeving.

Wat te doen tijdens het verzamelen

C1. Volg lokale, nationale en internationale regels en wetten betreffende soorten en habitats. Beschermde soorten moeten niet worden gestoord. Dit geldt niet alleen voor mollusken maar voor de gehele flora en fauna. Leden worden geacht moeite te doen relevante informatie hierover in te winnen.

C2. Vraag waar vereist toestemming voor verzamelactiviteiten aan de eigenaar/beheerder van het bezochte terrein, vooral waar dit beschermde natuurgebieden betreft, bij bezoek en door groepen en als levend materiaal verzameld wordt.

C3. Denk na over de mogelijke schade die aan populaties of het biotoop/de geologische ontsluiting worden aangebracht door het verzamelen en maak een afweging of verzamelen in het betreffende biotoop/ontsluiting gerechtvaardigd is. (Bijvoorbeeld, bij een bedreigd biotoop/ontsluiting – moet het liever met rust worden gelaten of moet het juist bestudeerd worden omdat er een officieel besluit is het biotoop/de ontsluiting te vernietigen voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden en gegevens gebruikt kunnen worden om het biotoop of de soort te beschermen of voor de laatste maal materiaal voor wetenschappelijk onderzoek te verzamelen).

C4. Minimaliseer tijdens het verzamelen de verstoring van/schade aan biotopen/ontsluitingen en de populaties die bestudeerd/bemonsterd worden. Habitatvernietiging is de belangrijkste bedreiging van mollusken (en andere organismen). Hoewel grootschalige vernietiging vooral komt door andere oorzaken zoals ontbossing, bouwwerkzaamheden en vervuiling kunnen verzamelaars ook een substantiële invloed uitoefenen als ze zich niet aan enkele eenvoudige regels houden, zoals:

  • denk eerst na waarom verzameld wordt en hoeveel materiaal uiteindelijk nodig is – om te voorkomen dat het later weggegooid wordt;
  • verzamel nooit meer dan een klein deel van een populatie op één plek, vooral als het een klein biotoop is en/of de exemplaren gemakkelijk zichtbaar zijn;
  • verzamel liever op onbekende plaatsen, dan op plaatsen die bekend staan wegens het voorkomen van zeldzame/bedreigde soorten;
  • denk aan fotografie als een alternatief voor verzamelen, zeker waar het grote mariene exemplaren betreft;
  • laat levende juveniele exemplaren zitten en laat dieren die zich aan het voortplanten zijn met rust;
  • beperk het omdraaien van harde voorwerpen (zoals stenen, koralen, boomstammen), opzij trekken van vegetatie, enz. en plaats deze na bestudering altijd voorzichtig terug in de oorspronkelijke positie;
  • geologische ontsluitingen: maak een zorgvuldige planning voor het graven in zachte afzettingen, zowel voor eigen veiligheid als om vernietiging van de ontsluiting te voorkomen; laat alles zoveel mogelijk achter als het aangetroffen werd, zodat ook anderen weer toestemming zullen krijgen tot graven; bij harde ontsluitingen – zeker waar verwacht kan worden dat het materiaal niet snel zal verweren – dient de schade door hakken tot een minimum beperkt te worden;
  • voorkom schade aan andermans bezittingen.

C5. Verzamel alleen levend materiaal als hiervoor een duidelijke reden is, bijvoorbeeld onderzoek aan levende dieren, anatomisch onderzoek, bedoeling te kweken, de dieren te eten, dood materiaal is niet voorhanden of van veel slechtere kwaliteit, enz.

Wat te doen met verzameld materiaal

D1. Als levende dieren alleen zijn verzameld vanwege de schelp of ter consumptie, dan dient het lijden van de dieren geminimaliseerd te worden, bijvoorbeeld door ze zo snel en effectief mogelijk te doden.

D2. Als levend materiaal verzameld is (hiertoe behoren vooral ook grondmonsters van landmilieu’s voor onderzoek aan landslakken) dan dient het risico van verspreiding van soorten (ook niet-mollusken) buiten hun natuurlijke areaal geminimaliseerd te worden. Dit kan gebeuren door het materiaal te doden (bijv. door koken, bevriezen). In veel landen is in- en uitvoer van grondmonsters verboden of aan strenge regels onderworpen.

D3. Om de wetenschappelijke waarde van verzameld materiaal zeker te stellen dient elk monster van een etiket voorzien te worden met minimaal gegevens over de verzamellocatie (precieze plaats, biotoop, omstandigheden en bij fossielen zo mogelijk ook het stratigrafisch interval) en datum. Belangrijke collecties en bijbehorende documentatie dienen zoveel mogelijk voor het nageslacht bewaard te blijven, bijvoorbeeld door ze na het overlijden van de verzamelaar te schenken aan een natuurhistorisch museum.

D4. Interessante waarnemingen dienen zoveel mogelijk aan andere geïnteresseerden gemeld te worden, via publicatie, lezingen, e-mail of internet. Waar het specifieke vindplaatsen van bedreigde soorten of biotopen betreft is het aan te raden precieze informatie te melden aan officiële instanties, maar in publicaties alleen minder precieze informatie te verschaffen om gericht verzamelen te voorkomen.

D5. Waardevol materiaal en collecties dienen zoveel mogelijk beschikbaar te zijn voor studie door andere onderzoekers. In de biowetenschappen is wetenschappelijk onderzoek, vooral systematisch onderzoek, sterk afhankelijk van het bijeenbrengen van materiaal door velen.